Categoriën:NVL Nieuws

Nationale Feestdag

Dit jaar is het precies 155 jaar geleden dat voor Luxemburg en voor de Nederlandse provincie Limburg een periode werd afgesloten, waarin de staatkundige geschiedenis van het Groothertogdom in nauw verband stond met de lotgevallen van Limburg.   

Het jaar 1867 mag als bijzonder worden genoemd,  niet zozeer omdat Bismarck toen Bondskanselier werd van de Noord-Duitse Bond, en evenmin omdat in Wenen voor het eerst de Donau-wals van Johann Strauss klonk, en ook niet omdat Maximiliaan, de broer van keizer Franz-Joseph, als keizer van Mexico stierf voor een vuurpeloton. Neen, 1867 bracht belangrijke gevolgen met zich voor onze  

provincie Limburg en voor het Groothertogdom Luxemburg. Daarvoor moeten we terug in de geschiedenis. 

Zowel Luxemburg  als onze provincie Limburg hebben beide in de loop van de geschiedenis onder  invloed gestaan van Bourgondische, Spaanse, Oostenrijkse en Franse machtshebbers, en waren zo’n 20 jaar zelfs deel van het Franse Rijk: Limburg  grotendeels als Département de la Meuse Inférieure,  en Luxemburg als Département des Forêts. 

1815 

Na de Franse tijd werd in 1815, tijdens het Congres van Wenen, o.a. het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden geformeerd, en de toenmalige  provincie Limburg (het huidige Belgisch- en Nederlands Limburg) ging daar deel van uitmaken. 

Het Groothertogdom Luxemburg, zo werd bepaald, werd lid van de Duitse Bond  en werd tevens als Groothertogdom toegewezen aan Koning Willem I als diens persoonlijk bezit, namelijk ter compensatie van de Nassause erflanden, die bij het Duitse Rijk werden ingelijfd. 

1830-1839 

In het jaar 1830 brak de Belgische opstand uit: Limburg en Luxemburg gingen met de andere zuidelijke gewesten over naar België, en alleen de vestingsteden Maastricht (vanwege vesting -commandant Dibbets) en Luxemburg   (dankzij het aldaar gelegerde garnizoen van de Duitse Bond) vielen niet in handen van de Belgische opstandelingen. Uiteindelijk beslisten de Grote Mogendheden over het lot van Luxemburg en Limburg: beide territoria werden gehalveerd. Zo kwam het Franstalige deel van Luxemburg bij België (de huidige Belgische provincie Luxemburg), en het Duitstalige gebied bleef het persoonlijk bezit van Groothertog Willem en bleef lid van de Duitse Bond. 

Het westelijk deel van Limburg bleef ook Belgisch. Het oostelijk deel, de huidige provincie Limburg, werd toegewezen aan Willem I, “hetzij in zijn hoedanigheid van Groothertog van Luxemburg, hetzij om met Nederland te verenigen”.  Zou hij besloten hebben het Hertogdom Limburg te beheren als zijn persoonlijk bezit, zoals hij ook deed met Luxemburg, dan zou de Limburgse geschiedenis heel anders zijn verlopen. Hij koos evenwel voor hereniging met Nederland; omdat de Duitse Bond echter compensatie eiste voor het nu bij België behorende deel van Luxemburg, werd Nederlands Limburg niet alleen weer deel van Nederland, maar tevens lid van de Duitse Bond (behalve de vestingsteden Maastricht en Venlo). 

Hierdoor ontstond  zowel voor Luxemburg als voor Limburg een dubbelzinnige staatkundige situatie: 

naast de nationale wetgeving gold ook de Duitse Bondswetgeving! Gevaarlijke verwikkelingen met de Duitse Bond waren niet uitgesloten en er gingen in de Tweede Kamer zelfs stemmen op om Limburg van Nederland af te scheiden en bij Luxemburg te voegen. 

In de loop van de jaren ontstonden enkele keren ook afscheidingsbewegingen die achtereenvolgens streefden naar toevoeging van Limburg aan België, naar losmaking van Nederland en  naar toevoeging aan de Duitse Bond, of naar onafhankelijkheid à la Luxemburg. 

Uiteindelijk hebben Luxemburg en Limburg zich los weten te maken  uit de Duitse Bond. Immers: 

vanwege internationale spanningen werd in Londen een conferentie belegd, die uiteindelijk leidde tot het Verdrag van Londen van 11 mei 1867, dit jaar dus precies 155 jaar geleden. Krachtens  dit Verdrag werd Limburg een “gewone” Nederlandse  provincie; tevens werd daarbij nogmaals ondubbelzinnig de Luxemburgse autonomie bevestigd.  

Voor de steden Luxemburg en Maastricht, die beide een lange militaire geschiedenis kennen,  met bijnamen als “Gibraltar van het Noorden” voor Luxemburg en “Ijzeren Stad” voor Maastricht, en beide met vestingwerken van Vauban en van Du Moulin,  betekende dit ook de opheffing  als vestingstad, en de daarop volgende jaren vond de ontmanteling plaats. 

Sedertdien blik  meer naar buiten 

De ontmanteling heeft bijgedragen aan een verdere industriële  en internationale ontwikkeling . 

Illustratief is dat Maastricht via het spoor eerder verbonden was met Aken (1853), Hasselt (1856) en Luik (1861) dan met het centrum van het land (pas in 1866 was Den Haag, via Nijmegen!, te bereiken). 

Ook vanuit Luxemburg kon men eerder per trein naar Thionville (1858) en naar Trier (1861) dan naar Ettelbruck (1862).  

Wat de vestigwerken betreft:  dank zij vele instandhouding- en herstelwerkzaamheden heeft Luxem- burg in 1994 erkenning gekregen voor haar omvangrijke vestingwerken in de vorm van een plaats op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.  Meer dan de moeite waard is het vestingmuseum Dräi Eechelen, ondergebracht in  het oude Fort Thüngen dat meer dan zeshonderd objecten en originele documenten tentoonstelt. 

Het internationale karakter van de huidige stad Luxemburg als een van de drie Europese hoofdsteden  (naast Brussel en Straatsburg) wordt onderstreept door de vele Europese instellingen,  terwijl het Groothertogdom de hoogste graad van meertaligheid binnen de EU kent. Opvallend is ook  het multiculturele karakter: 48% van de inwoners bezit een andere nationaliteit dan de Luxemburgse. 

Niet voor niets kreeg de Luxemburgse bevolking al in 1984 in Aken de prestigieuze Karel de Grote-prijs toegekend  voor haar Europese gezindheid en kan het model staan voor het toekomstige Europa.  

Tenslotte 

Grensbewoners (zoals Limburgers doch zeker Luxemburgers) zijn reeds door hun geschiedenis van nature internationaal georiënteerd: dagelijks ervaren zij in hun leven, wonen en werken dat de EU symbool staat voor Europese samenwerking en samenleven, en dat een “wij”-gevoel  dus niet alleen in nationale termen mogelijk is!  

Grensbewoners voelen en ervaren aan den lijve echter ook de obstakels en belemmeringen, die zich vandaag de dag nog voordoen. Daarom worden van meerdere zijden, vooral sinds “25- jaar Verdrag van Maastricht” , stappen gezet om vanuit onze euregio (‘s) concreet invulling te geven aan het fenomeen “Europees burgerschap”, dat in dat Verdrag werd geïntroduceerd. Vanuit de kracht van de euregio(‘s) en van de Benelux-samenwerking kan namelijk een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het herwinnen en verder verstevigen van draagvlak voor een democratisch EU van burgers. 

En dit betekent ook dat het accent zal verschuiven naar meer soevereiniteit voor (de burgers in) Europa. 

Fernand Jadoul.

                                                                                                                                                      Juni 2022.